Akte van Bekendheid Johann Riper 25 juni 1847

Heden den vijfentwintigsten Junij Achttien honderd zeven en veertig, voor ons Jacob van Vollenhoven Kantonregter te Rotterdam in het Tweede Kanton van het Derde Arrondissement der Provincie Zuid Holland geassisteerd met Wilhelmus Joännes Rietstap, Griffier bij hetzelve Geregt, ter plaatse onzer gewone teregtzittingen in het Geregtsgebouw alhier, zijn gecompareerd:

Hans Peter Hansen
Lars Anton Andersen
Hendrik Maurits Matthias Sloos en
Hendrik Jacobus van Zuylekom
Allen Zeelieden thans verblijfhoudende te Rotterdam en zijnde van bevoegden Ouderdom.

Dewelke verklaarden ten verzoeke van Johann Riper, Zeeman, zich thans binnen deze Stad bevindende en om te dienen tot de voltrekking van zijn voorgenomen Huwelijk:

Dat zij den Rekwirant zeer goed kennen en weten dat hij is genaamd Johann Riper, zijnde geboren te Kranenburg in Hanover in de Maand Februarij des Jaars Achttien honderd achttien uit en staande den Echt van Johann Riper overleden en van Maria Schröder wier verblijf, leven of dood zoo min aan den Rekwirant als aan de Deposanten bekend is.

Dat de Rekwirant, in zijne vroege jeugd is opgevoed te Föhr in het Holsteinsche bij eene Tante, genaamd Anna Hedwig Schröder (die sedert overleden is) en in het Jaar Achttien honderd acht en dertig naar dit Rijk is gekomen, alwaar hij zich als Matroos heeft geëngageerd, en voortdurend in de hollandsche Koopvaardijvloot heeft gevaren en verschillende reizen naar de Oost Indien heeft gedaan en nu laatstelijk met het Schip Kanton Kapitein Bergner van de Oost Indien is geretourneerd op welk Schip hij eerst als Bootsman en vervolgens als Tweede Stuurman heeft gediend en werkzaam geweest.

Dat hij retour zijner laatste reis de Rekwirant het voornemen hebbende opgevat om zich alhier in den Echt te begeven, naar zijne geboorteplaats eerst aan zijne Moeder, in de onzekerheid of zij nog in leven was en vervolgens aan de Regering dier plaats heeft geschreven om van daar de noodige documenten wegens zijne geboorte en afstamming te bekomen, doch op dat schrijven, hoe dikwerf ook herhaald, geen het minste antwoord heeft bekomen waardoor hij veronderstellen moet dat zijne moeder sedert zijne afwezigheid overleden of naar elders vertrokken zal zijn, en hij niet weet, waaraan het stilzwijgen derRegering zijner Geboorteplaats, op zijn Schrijven, is toe te schrijven.

Dat de Rekwirant alzoo in de volstrekte onmogelijkheid verkeert om de authentieke bewijzen zijner geboorte en afstamming benoodigd tot de voltrekking van zijn voorgenomen Huwelijk over te leggen en de Rekwirant eerlang weder eene buitenlandsche reize zullende ondernemen, en alzoo het meeste belang is stellende dat zijn voorgenomen huwelijk zoo spoedig mogelijk kan worden voltrokken, de Deposanten ten zijnen verzoeke deze Verklaring zijn afleggende om hem te dienen tot aanvullingsbewijs zijner geboorte en afstamming.

Gevende de Deposanten voor reden van Wetenschap, de twee eersten, als zijnde Landslieden van den Rekwirant die van zijne geboorte en afstamming volkomen bewust zijn en verscheidene zeereizen met hem hebben gedaan, terwijl de beide laatsten den Rekwirant langen tijd onder den Naam van Johann Riper hebben gekend en omgang met hem hebben gehad, zoodat zij allen gezamentlijk met volle bewustheid en volkomene Kennis van zaken, deze Verklaring wegens zijne geboorte en afstamming kunnen afleggen.

Waarvan is opgemaakt deze Akte van bekendheid, welke in brevet wordt uitgegeven en door de drie eerste Comparanten, met ons Kantonregter en den Griffier, na gedane Voorlezing geteekend, verklarende de laatste Comparant niet te kunnen schrijven als de Schrijfkunst niet geleerd hebbende.